Factsheets innovaties

Een overzicht in vogelvlucht van de onderzochte ideeën binnen Bemest op z’n Best. Klik voor een uitgebreidere toelichting op de bijbehorende factsheet van de innovatie.

Monitoring nauwkeurigheid mestplaatsing

Deze innovatie borgt dat bij zodenbemesting de mest netjes in de sleuf wordt geplaatst. De chauffeur krijgt tijdens mesttoediening feedback over het werkresultaat. Zo nodig kan de chauffeur al rijdende instellingen aanpassen.

Nauwkeurige mestplaatsing draagt bij aan verlaging van ammoniakemissie ten opzichte van de praktijk. Daarnaast treedt mogelijk vermindering van geuroverlast, toename van de benutting van stikstof uit mest en een beter behoud van de zode- en de graskwaliteit op.


Afdekken van de mest met toevoegmiddel of suspensie

De mest wordt tijdens mesttoediening afgedekt met een afdekmiddel dat een barrière vormt voor ammoniakemissie. Er zijn verschillende doseerunits ontwikkeld en getest.

Het sproeien van vloeistoffen op enkele centimeters boven het mestoppervlak verloopt goed. Schade aan de grasmat doordat naast de sleuf werd gesproeid, is niet waargenomen, maar gerichte plaatsing van het afdekmiddel is een aandachtspunt naast de robuustheid van de techniek. Suspensies gaven verstoppingsproblemen.


Afdekken met gewasresten of grond

Het bedekken van mest met gewasresten of grond als barrière kan de ammoniakemissie verlagen. Het onderzoek ging uit van mechanisch afdekken met organisch materiaal zoals gewasresten en losse grond.

Het bedekken van mest met grond brengt de ammoniakemissie terug tot een verwaarloosbaar niveau en is klaar voor de praktijk. Het bedekken van mest met gras lijkt niet effectief.


Schuin insnijden

Schuin insnijden van de zode met schuin geplaatste elementen van een zodenbemester. Na toedienen van de mest valt de zode deels terug of wordt teruggedrukt, waardoor het contactoppervlak tussen mest en lucht verkleind wordt en de ammoniakemissie afneemt.

De methode toont potentie, vooral bij lagere mestgiften. Volledige afdekking van mest werd niet bereikt. Een aandachtspunt is de mogelijke zodebeschadiging. Deze innovatie is niet rijp voor toepassing in de praktijk. Doorontwikkeling en afstemming op lokale omstandigheden is nodig.


Mestinjectie

Een mestinjecteur voor grasland brengt de mest circa 12 cm diep in de bodem waardoor de ammoniakemissie afneemt.

Eerder onderzoek op gras- en bouwland wijst uit dat mestinjectie de ammoniakemissie aanzienlijk reduceert. Verder onderzoek is nodig om de agronomische effecten en praktijkrijpheid te beoordelen. Het effect op de graszode is een aandachtspunt voor doorontwikkeling.


Beregenen tijdens toediening

Door gelijktijdig (instantaan) water toe te dienen met de mest wordt beoogd het contactoppervlak met de lucht te verkleinen en de ammoniumconcentratie te verdunnen. Dit zou de opname van mest in de bodem kunnen versnellen en de ammoniakemissie beperken.

Deze techniek heeft geen of nauwelijks emissiereducerend effect. Mogelijk zijn andere vormen van beregenen – die natuurlijke regen beter nabootsen – wel effectief.


Plasmolyse

Bij plasmolyse wordt in de mest bliksem opgewekt, waardoor een plasmafase ontstaat en de zuurgraad (pH) daalt. De mest wordt vooraf gescheiden; alleen de dunne fractie wordt behandeld om verstoppingen te voorkomen. Door de behandeling wordt deze fractie verrijkt met stikstof, die wordt gebonden uit de lucht.

Deze methode leidde tot een duidelijke reductie van ammoniakemissie uit de dunne fractie, die deels weer teniet wordt gedaan door de ammoniakemissie uit de dikke fractie. Positieve neveneffecten zijn een verhoogde stikstofwerking en mogelijk minder geur. Aandachtspunten zijn het energieverbruik, de kostprijs en mogelijke lachgasemissie. Voor een volledig beeld is een integrale analyse van de totale meststroom noodzakelijk.


Toevoegmiddelen

Toevoegmiddelen kunnen ammoniakemissie reduceren door vorming van een chemische of fysische barrière of door beïnvloeding van de mestsamenstelling. Diverse middelen zijn onderzocht: zeoliet, bioliet, polyhaliet, krijtsuspensie, magnesiumchloride, calciumchloride en zwavelzuur.

Van de meeste middelen kon geen eenduidige of onvoldoende reductie van ammoniakemissie worden vastgesteld. Zwavelzuur toont potentieel, maar vraagt zorgvuldige toepassing in verband met risico’s van overmatige zwavelaanvoer. Verdere ontwikkeling en integrale beoordeling – inclusief nevenaspecten – zijn nodig.